Getuigenverklaring in het Oudfries. Door broeder Henrick Franiker van het Dominicanenklooster in Leeuwarden. Over de Bieropstand te Leeuwarden in 1487.
Herkomst
Maker |
Onbekend |
Datering |
04-01-1497 |
Collectie |
Nassause Domeinraad 1581-1811 |
Organisatie |
|
Nummer |
1811 |
Link |
https://periodieken.historischcentrumleeuwarden.nl/issue/LEO/2005-03-01/edition/null/page/24 |
Verdieping
-
Leeuwarder Bieroproer - docentenhandleiding HAVO-VWO 5-6:
leeuwarder-bieroproer-1487---docentenhandleiding.pdf -
Leeuwarder Bieroproer - docentenhandleiding VWO 3:
steden--staten-1000-1500-leeuwarder-bieroproer-1487-docentenhandleiding.pdf
Gerelateerde thema's
Beschikbare tools
Overzicht van alle transcripties
Overzicht van bron(nen) op de kaart
Akte van Attestatie 1497
Wy, broder Jacop Ridder, prior der Jacopinen in Liowert, her Peter, persinna to Nyahow, Eerka Sickis, aulderman, ende Willa Heentiema, schepna der
Wij, broeder Jacop Ridder, prior der Jacobijnen in Leeuwarden, heer Peter, pastoor te Nijehove, Eerka Sickis, olderman, en Willa Heentiama, schepen der
sted Liowert, duaet kuith ende epenbeer mit disse epene breue, hoe dat int ieer ws Herens tusent fiowrhundert XCVII, vp den tredde dey in januario,
stad Leeuwarden, doen kond en (maken) openbaar met deze oorkonde dat in het jaar onzes Heren duizendvierhonderd 97, op de derde dag in januari,
ber Henric Franiker, cranck fan lichama, men sterck ende forstandich fan sinnen, hath ws, foerbinaemde prior, persinna, aulderman ende schepna
broeder Henric Franiker, ziek van lichaam, maar sterk (van verstand) en goed bij zinnen, ons voorgenoemden, prior, pastoor, olderman en schepen
in Liowrd, ontbaden ende laid to him toe commen om summinghe tinghen to forclarien ende der wird om en ewich memorie en orkenschip to
in Leeuwarden, heeft ontboden en opgeroepen om bij hem te komen om sommige dingen naar waarheid te verklaren, tot een eeuwige gedachtenis en om getuigenis af
duaen twiska der sted ende Peter Kamminga, als fan da schurtinghe ende twidracht, deer hia bituiska heden, wr acht of nioghen ieren,
te leggen (over wat er is voorgevallen) tussen de stad en Peter Cammingha, en wel betreffende de strijd en onenigheid die er tussen hen is geweest, acht of negen jaar
foer sunte Jacopsjond, da dio sted deernei wonnen waerd, etc., ende hath ws forreckneth ende biorkneth, in craft des edes by God ende syn
geleden, (op de dag) voor sint Jacobs-avond [23 juli], waarna de stad werd ingenomen, etc., en (hij) heeft ons uiteengezet en betuigd, krachtens zijn eed bij God en zijn
ewighe salicheit, da wird, deer him deerfan kundich is, in maneren neiscriouen. Int aerst, als dy oprin ende twidracht tuiska da burgheren
eeuwige zaligheid, de waarheid die hem daarvan bekend is, (en wel) als volgt. Ten eerste, toen de oploop en onenigheid tussen de burgers
in Lyowrd bigonnen waes ende summighe weren jagghet vp Peter Kamminga huus, deer se Peter bischutte ende onthilde, so ist hluid ende gerufte
in Leeuwarden begonnen was en sommigen op Peter Cammingha's huis waren gejaagd, waar Peter ze bescherming gaf en een schuilplaats bood, toen deed de mare en het gerucht
commen op der streta ende int klaester to Jacopinen, ho dat Peter Kamminga in neden weer, in perikel ende anxta syns liues, hueerom da
de ronde op straat en in het Jacobijnenklooster dat Peter Cammingha in nood, perikel en levensgevaar was, om welke reden
broren haestlic wtginsen sint ende ber Henric vp Kamminga huus mey commen is ende hat alting wrsioen, alsoe datter bifond nenerleya foer
de broeders (van het Jacobijnenklooster) in allerijl en broeder Henrick eveneens op Camminghahuis zijn gekomen en heeft (hij) alles met eigen ogen gezien, waarbij hij vaststelde dat er geen enkele
sichticheit vpt huis to wessan, als to sucke duaen biheerde, want deer bieer noch braed waes, ende summighe broren mit kannen onder hiarra
voorzorgsmaatregel was getroffen op het huis, zoals in zo'n toestand (het geval) had behoren (te zijn), want er was bier noch brood, en sommige broeders brachten bier in kannen onder hun
mantelen bieer to Peters huus brochten, ende da deer vpt huus weren, foergaren supa, omtrent een tonna of oerhael, ende oers nen dranck
mantels in Peter’s huis, en degenen die op het huis waren, zamelden karnemelk in, ongeveer een ton of anderhalf, en anders was er geen drank
vpt huus waes, ende dat braed waerd wr da mura ende wr dat steck worpen. Item, da bussen ende armbursten weren birustiget ende onbirat ende
in huis, en er werd brood over de muur en over de schutting geworpen. Item waren de vuurroeren [geweren] en kruisbogen verroest en niet gereed voor gebruik en naar
dat bussekruit waerd wild socht ende wist ma naet hueert waes. Also dat ma hyr wt weerheflic ende sekerlic muchte merke ende bikanne, dat
het buskruit werd in het wilde weg gezocht en men wist niet waar het was. Dus kon men naar waarheid en met zekerheid hieruit opmaken en (hieraan) onderkennen dat
Peter Kamminghe nen vpset noch reed to disse twidracht jowen ende macketh hede ende nen foersichticheit vp deen hede. Als dan Peter in sucke
Peter Cammingha geen vooropgezet plan had en niet de aanstichter was van deze onenigheid en deze (ook) niet had voorzien. Toen Peter zo
hlest waes, so fregede ber Henric Peter, of hy aet tideth of wiste enich ontset, want da borgers seer strenglic aenghinghen. Da freghede Peter
in het nauw zat, vroeg broeder Henrick Peter of hij ergens op rekende of wist dat er ontzet op komst was, want het ging zeer hard te keer met de burgers. Toen vroeg Peter
ney syn moder ende als him bitiut waerd, dat hio int klaester laet waes, so seynt Peter ber Henric to Doede, syn moder, om to fregien, haet
naar zijn moeder en toen hem duidelijk werd gemaakt dat zij naar het klooster geleid was, zond Peter broeder Henric naar Doede, zijn moeder, om te vragen wat er
her gued tochte om ontset to kryen. Da seyde Doede mit scryende aghen, het weer quaed en oirloch to bighinnen en oen to nemmen.
naar haar mening gedaan moest worden om ontzet te krijgen. Toen zei Doede met schreiende ogen dat het een slechte zaak was om een oorlog te beginnen en aan te vangen.
Hio rettet foert best, dat Peter schoulde sena, muchter aet sena. Als ber Henric dit boetschip hede brocht, da spreeck Peter Kamminge to da burgeren
Het leek haar het beste dat Peter een zoen [vredesverdrag] zou aangaan, (tenminste) als er nog iets te zoenen viel. Toen broeder Henric deze boodschap had overgebracht, toen sprak Peter Cammingha tot de burgers
ende meente, deer omt huus weren: "Y guede burgeren. Disse mannen, deer vp myn huus fleyn sint, da kan ic qualic wtwerpe, neidaem
en gemeente(lieden) die rond het huis waren: "Gij goede burgers! Deze mannen, die op mijn huis gevlucht zijn, die kan ik bezwaarlijk uitwijzen, want
dat se aen my fleyn sint ende biyeriet fan mij bischirmt to wessen. Men want ic nu ter tijt mei bin en schepna fan Liowert, so wil ic ende ontheet
zij zijn naar mij gevlucht en verlangen door mij beschermd te worden. Maar omdat ik momenteel ook schepen van Leeuwarden ben, ben ik bereid en beloof ik
da ienne, deer ienna forseka, vp den dey moern to lywerien foer den ghemene reed Liowert, hueer datmis mit riucht yn forwinna mey. Deer
om degenen die jullie zoeken, op de dag van morgen (uit) te leveren aan de gehele raad van Leeuwarden, waar men ze rechtens [volgens de wet] schuldig kan verklaren. Daar
wi ic naet yn toienst wessa". Also dat deerney aerst waerd en bistand ende to lesta en soen macketh, dat Peter schoulde twiska twaem stil
zal ik mij niet tegen keren". Met als gevolg dat daarna eerst een bestand en tenslotte een zoen werd gesloten, (die inhield) dat Peter neutraal blijven
sitta, weert datter fulck ende fynden foer da sted caem, als da dat hluid toging. Ende deernei Doede wtseynt hir ayn ring bi her Lolla silligher
zou, wanneer er vijandelijk volk voor de stad zou komen, zoals het gerucht ging. En daarna gaf Doede haar eigen ring mee aan heer Lolla zaliger
tochtnisse ende leet Wijtia sidza, hoe alting forliketh weer binna der sted, dattet fulck weer aeftiaen schoulde, etc. In en weerheit ende mara festicheit
gedachtenis en (deze) liet Wyttia weten dat alles tot een vergelijk was gebracht in de stad, zodat het volk weer weg moest gaan, etc. Tot een (getuigenis van de) waarheid en meerdere zekerheid van
disse punten ende orkenschips forscr. so hath ber Henric, prester to Jacopinen forscr., ws allen ghemeenlic ende en ighelic biisunderling beden dit orkenschip to ont
deze voorgenoemde uitspraken en (dit) getuigenis heeft voorgenoemde broeder Henric, priester bij de Jacobijnen, ons allen tezamen en ieder afzonderlijk verzocht dit getuigenis aan te
faen ende to bisiglien om syn bede wille, ende wy, ber Jacop, prior, her Peter, Eerka, aulderman, ende Willa, schepna in Liowrd, habbet vse seglen hanghet
nemen en te bezegelen op zijn verzoek, en wij, broeder Jacop, prior, heer Peter, Eerka, olderman, en Willa, schepen in Leeuwarden, hebben onze zegels gehangen
hyr benya aen dit breef om bede willa ber Henrics ende foerdsterkinghe der wird, int jeer ws Herens tusent fiowrhondert saun en tniogentich,
hieronder aan deze oorkonde op verzoek van broeder Henric en (tot) versterking van de waarheid, in het jaar onzes Heren duizendvierhonderdzevenennegentig,
op den fierda dey in januario.
op de vierde dag in januari.