In de terpentijd leefden de mensen in Friesland in een gebied waar vaak wateroverlast was. Deze periode begon rond 600 voor Christus en duurde tot ongeveer het jaar 1000 na Christus. In deze tijd waren er nog geen dijken om het land tegen het zoute zeewater te beschermen. Daardoor stroomde bij hoog water het zeewater over het land, vooral langs de kust van Friesland.
Om veilig te kunnen wonen, verzonnen de mensen iets slims: ze bouwden woonheuvels, die we terpen noemen. Een terp is een hoge heuvel, gemaakt van plaggen (graszoden), mest en soms afval en klei. Op deze heuvels bouwden de mensen hun boerderijen en huizen. Ook dieren verbleven vaak op de terp, zodat ze droog bleven bij overstromingen. De eerste terpen waren klein en bedoeld voor één familie, maar later werden ze groter en ontstonden er hele dorpen op een terp.
Het leven op de terp was eenvoudig. De mensen hielden vooral koeien en schapen. Ze verbouwden ook graan en groenten. Daarnaast werden er wilde planten verzameld, gevist en vogels gevangen. De wol van de schapen werd gebruikt voor kleding en verkocht aan andere mensen. De mensen maakten veel dingen zelf, zoals ijzeren gereedschap en werktuigen.
Omdat het land rond de terpen vruchtbaar was door de klei van de zee, groeiden de gewassen goed. Daardoor konden de mensen genoeg voedsel verbouwen. Soms werd er ook handel gedreven met andere streken. Zo werden huiden en wol verkocht.
In de loop van de vroege middeleeuwen (rond 500 tot 1000 na Christus) bleef het leven op de terpen belangrijk. Ze bleven groeien en sommige terpen werden echte dorpen. Maar vanaf ongeveer het jaar 1000 begonnen de mensen dijken te bouwen. Hierdoor werd het land veiliger, en was het niet meer nodig om op terpen te wonen. Veel mensen verhuisden van de terp naar het lage land eromheen.
In totaal hebben er in Friesland waarschijnlijk meer dan duizend terpen gelegen. In de negentiende en twintigste eeuw zijn veel van deze terpen afgegraven omdat de vruchtbare grond goed was voor landbouw. Toch kun je in Friesland vandaag de dag nog regelmatig een terp of een terpdorp herkennen aan een verhoging in het landschap met huizen of een kerk erop.
De terpentijd laat zien hoe de Friezen samenwerkten om veilig te wonen in een moeilijk gebied en zo jarenlang konden overleven in het natte, gevaarlijke kustgebied.