"Ik heb echter ook in het noorden de stammen van de Chauci gezien, die ‘de grote’ en ‘de kleine’ heten. Met een ontzaglijke gang beweegt zich daar met tussenpozen van tweemaal alle dagen en nachten de uitstromende Oceaan over onmetelijke weidsheid, en bedekt wat een oeverloze discussie van de natuur is en (het blijft) twijfelachtig of het een deel van het land of van de zee is. Daar, een meelijwekkend volk, zitten ze op hoge bulten of ‘podiums’, opgebouwd met eigen hand tot waar naar hun ervaring de hoogste vloed reikt. Met hun huisjes die daarop gezet zijn, lijken ze op zeelieden wanneer het water de omgeving bedekt, maar op schipbreukelingen wanneer het water weggetrokken is, en jagen ze rond hun hutten op vissen die wegvluchten met de zee. Een meelijwekkend volk Een meelijwekkend volk Het is hun niet gegeven om vee te houden en zich met melk te voeden zoals hun buren, zelfs niet om met wilde dieren te strijden, omdat elke begroeiing ver verwijderd is. Uit riet en moerasbies knopen ze touwen om visnetten te vlechten. Met de hand verzamelde modder laten ze, meer door de wind dan in de zon, drogen: met aarde verwarmen ze hun voedsel en hun lijf, verstijfd door de noordenwind. Ze hebben geen ander drinkwater dan regenwater dat ze bewaren in kuilen in de voorhof van het huis. En als vandaag de dag deze stammen overwonnen worden door het Romeinse volk, noemen ze dat slavernij! Zo is het inderdaad: het lot spaart velen door ze te straffen."
Een citaat van Plinius de Oudere (23-79 n.C.) over de Frisii.

Beschikbare tools
Overzicht van bron(nen) op de kaart