Tijdens de Spaanse Burgeroorlog verbleven aanhangers van Franco op Ameland. Dat is wel bekend. Maar hoe kwamen ze hier en wat deden ze om de tijd door te komen?
Het waren roerige tijden in de jaren dertig van de vorige eeuw in Spanje. Er was een grote tweedeling tussen arm en rijk. De burgers moesten 16 uur per dag werken voor een hongerloontje, ze hadden simpelweg geen tijd om in opstand te komen tegen de elite. Totdat ze hulp kregen van de Sovjet-Unie van Stalin. Russische infiltranten hielpen de armen een handje. Landeigenaren werden vermoord en kerken in brand gestoken. Er ontstond een puinhoop waaruit in 1931 een republiek voortkwam. Spanje werd een land met vrije verkiezingen en een linkse regering. Althans, dat was de bedoeling. Maar toen kwam de elite in verzet en ontstond er een tweedeling. Aan de ene kant de wettige regering (de Republikeinen) die tegenover de opstandelingen (de Nationalisten onder leiding van generaal Franco) stonden.
Burgeroorlog
Op 17 juli 1936 plegen Nationalistische militairen een staatsgreep, waarna het land in een burgeroorlog verzeild raakte. Linkse Republikeinen vochten tegen rechtse Nationalisten in een strijd die bijna drie jaar zou duren. Buitenlandse mogendheden mengden zich in de strijd. Met als bekendste episode de aanval op 26 april 1937 van Duitse en Italiaanse vliegtuigen op het Baskische stadje Guernica (bekend van het schilderij van Picasso) die het leven kostte aan zo’n 2000 mensen.
Naar Ameland
Vanuit Nederland trokken 650 soldaten naar Spanje om de wapens op te nemen tegen Franco. Diens aanhangers kwamen in het nauw. Zij belandden in de gevangenis of werden vermoord. Anderen sloegen op de vlucht en zochten veiligheid in ambassades. In de ambassade van Nederland schuilden 137 Nationalisten. Die situatie werd onhoudbaar door voedselgebrek en slechte hygiëne. Daarom werd besloten ze over te plaatsen naar Nederland. Met de boot gingen ze van Valencia naar Marseille en vandaar met de trein naar Roosendaal, waar ze op 30 maart 1937 aankwamen. Ze werden gehuisvest op diverse locaties in het zuiden van het land en moesten beloven dat ze niet terug zouden gaan naar Spanje, omdat daarmee de neutraliteit van Nederland in het geding zou komen. Toen zes Spanjaarden probeerden te vluchten (vier werden gepakt, twee ontsnapten) stelde aartsbisschop Jan de Jong, de latere kardinaal, voor de Spanjaarden over te brengen naar zijn geboortegrond. Ameland was een eiland en daar konden ze niet zo gemakkelijk weg komen. Zo arriveerden op 11 juni 1937 35 Spanjaarden op Ameland. Zij werden gehuisvest in hotel De Boer, het huidige hotel De Jong.
De Spanjaarden zaten de Amelanders niet in de weg. De sfeer tussen de vluchtelingen en de eilandbewoners was noodgedwongen afstandelijk (niemand sprak Spaans), maar verder uiterst vriendschappelijk. De Spanjaarden verdreven de tijd met kaarten, biljarten en een potje voetbal tegen Geel Wit. Ze waagden zich ook op de schaats, maar dat was geen succes.
Meer informatie over Spanjaarden op Ameland vind je hier>>>