Beschikbare thema’s
Fragment uit dagboek Adri Meindersma (17-09-1944)
17 SEP Zondag.
De bevrijding van Nederland is nabij. Er
zijn allemaal parachutisten uitgegooid
bij Rijn, Waal en Lek. Het duurt nu niet lang
meer. En overal in de stad, laden de
Duitsers de vrachtauto’s vol. Op de
Stienserstraatweg werden alle huizen
ontruimd. Ook bij ons in de Schoolstraat
stond alles klaar. Ook een autobus, die
geheel door grote boomtakken gecamou-
fleerd was. Het was erg rumoerig op staat.
Overal stonden de mensen druk gebarend
bij elkaar. Hoe lang zou het nu nog duren?
’s Nachts joegen telkens grote vrachtauto’s heen
en weer. Zouden ze misschien al in Zwolle zijn?
Fragment uit dagboek Adri Meindersma (06-04-1945)
6 APR Vrijdag. Vandaag beweerde men dat de geallieerden bij
Arnhem de Rijn over zijn. Almelo moet bevrijd zijn.
In Zutphen woeden nog hevige straatgevechten.
Fragment uit dagboek Adri Meindersma (15-04-1945;
15 APR 1945 Zondag. Hedenmorgen om ± 7 uur klonken in de
verte enige geweerschoten. Ook ratelde in de morgenstilte
ergens een mitrailleur. Wat zou er zijn? Zijn de Tommies in
aantocht? Het was nog stil op straat. Maar dat was ook geen
wonder. ’t Was immers “Groot alarm“ en dan mocht er
niemand op straat.
Fragment uit dagboek Adri Meindersma (15-04-1945-1
15 APR Zondag
Om ± 11 uur hoorden we van enige PTT
mannen, die de leidingen in het PTT kantoor hersteld
hadden: “De Canadezen zijn reeds in de stad. Er staan
7 tanks op de Nieuwestad!” Dus... Leeuwarden was vrij!
Vrij! Geen moffen meer. Geen razzia’s meer. Doch Vrijheid.
We konden het ons haast niet indenken. ’s Middags om
± 2 uur werd de straat vrijgegeven. Overal zag men nu
de vlaggen wapperen. Overal straalde je het rood-wit-blauw
en oranje tegen. De straten waren bevolkt met de bleke
gezichten en lange haren der onderduikers. Ja... men zag
zelfs de eerste Joden al weer verschijnen. Op een gegeven
moment waren er 12 in de Schrans en vielen mekaar vol
vreugde om de hals. Iedereen liep met grote oranje linten
en rood-wit-blauw. Men zag weer kinderen met
oranje sjerpen en mutsen met feesthoeden en verder
alle ouderwetse Koninginnedag dingen. Alles stroomde
de stad. Naar onze bevrijders, naar de Canadezen! De
straten waren overvol. Overal zag men reeds weer
feestetalages met grote portretten der Koninklijke
familie. En overal lachende gezichten. Toen we
op de Voorstreek kwamen... ja hoor daar stonden ze.
De zware Amerikaanse tanks en pantserauto’s en
ja daar waren de Canadezen in hun kakkipakjes
en mutsen op. De Canadezen weldoorvoede en bruine
kerels. Dappere strijders voor Nederlands vrijheid.
Brief van stadhouder Willem Lodewijk
A (= Anno).
1619
23/13 July.
Wilhelm Ludwig Grave van Nassau
Catzenelnbogen & Stadthouder in Vrieslant,
Stadt Groeningen ende Ommelanden etc.
Erenveste eersame ende discrete lieve besondere. De
sorchvuldicheyt die wy draegen voor de verseeckeringe van
UE(= U Edele)luyder Stadt, doet ons billick verlangen omme te weten
hoe wydt de fortificatiewercken aldaer gebracht sijn, sall
oversulcx UEluyden believen ons daervan particulierlijck te
verstendigen daerin sult gijluijden ons een welgevallen
bewijsen. Godt hiermede bevolen uijt ’s Graven-hage
den 23-13 July 1619
UEluijder seer goede Vrundt
Wilhelm Ludwig
Graff Zu Nassau
Slag bij Boksum (1586)
Graff Wilm von Nassaw aufgebracht
Hatt, zu Fuß und Roß große macht.
Bei Boxum ein dorff woll bekannt
Nitt weit von LEWARDT in Frieslant.
Darzu Taxis in grosser eill
Deß Kunings vollck furt nitt gar viel
Und falt sey an gar unverzagtt
Den grossen hauff als baldt veriagt
Tausent funfhundert sibentzich
Auff der walplatz bleiben zu gleich
Vill sich in ein kirch ergeben
Den alln wirdt geschenkt das leben.
Anno Dni (=Domini) 1… am 26 und 27 Januarij.
Charter uit 1435
In den nama Goedis, amen. In da jere vses Herens, da ma screef thusent CCCC ende XXXV, vp sunte Agneta dey, worden
In de naam Gods, amen. In het jaar onzes Heren toen men schreef 1435, op sint Agnetadag (21 jan.), werden
ferenighet ende vergaderet dio sted van Liowert ende Aldahowestra myth hiara tobiheer, myth bischeede als
verenigd en samengevoegd de stad Leeuwarden en de Oldehoofsters met hun toebehoren (en wel) onder de bepalingen die
hierney scriowen steet. Int aerste, thet thio sted ende Aldahowestra schilleth wessa onder een stedriucht ney inhald
hierna beschreven staan.Ten eerste dat de stad en de Oldehoofsters zullen vallen onder één stedelijk rechtsgebied conform
der stedwilkeren, der nw synt iefta deerma hierney vm marra netticheet makia mochte, ende dyt in thet ioghe
de stadswillekeuren, zoals die nu zijn of (zoals) men die hierna tot meerder nut zou kunnen maken, en dit voor eeuwig
tho duriane. Item, so schil dio sted van Liowerd alle sacka om tiaen, der hia vpleyd habbeth eer datum thissis bre
durend. Item, zal de stad Leeuwarden instaan voor de kosten van alle veten die zij begonnen zijn voor de datum van (de uitvaardiging van) deze
wis, ende Aldahowestra des ghelika, elkerliik buta oders schaad. Item, so schilleth Aldahoustra scadeloes wessa van brek
oorkonde, en de Oldehoofsters desgelijks, ieder zonder schade voor de ander. Item, zullen de Oldehoofsters vrij zijn van (de betaling van) breuke
iefta fellighem, derma hiarem of aeskia mochte, thet hia naet eer in thet buerriuchte ghynzen synd. Item, wert
of boeten, die men van hen zou kunnen eisen omdat zij hun zaken niet eerder bij het stadsgerecht aanhangig gemaakt hebben. Item, wordt
ther enigh burgher wt thisse forsc. Sted riucht birawet iefta misdeen buta syner schild, thet schil dio heele
een burger uit dit voorgenoemde stedelijk rechtsgebied buiten zijn schuld beroofd of vergrijpt men zich aan hem, (dan) zal de gehele
meente kera bynna Howerteen nachtem, iefta den haena schil ma siin goet eenschet bitalia vander forsc.
gemeente dat vergelden (en wel) binnen veertien dagen, of de gelaedeerde wordt eenmaal (de waarde van) zijn goed (waarvan hij beroofd is of dat beschadigd is) vergoed door voorgenoemde
meente. Item, so schil ma neen koyt haghera bruka twiska hellighamissa ende maya dey des wynters den inbrowen
gemeente. Item, men zal voortaan geen kuitbier consumeren 's winters tussen heiligemis [1 nov.] en 1 mei, maar plaatselijk gebrouwen
biaer, by pena van ener merk ende bida biare. Item, neen Hollandera schilma ontfaen foer een burgher, neen riucht to
bier, op straffe van een boete van een mark en (verbeurdverklaring van) het bier. Item, geen Hollanders zal men aannemen als burger en zij mogen geen rechtersambt
ferane ende neen alderman mey to tziazane. Thisse forsc. punten schilma halda bida gaerlegher. In een orkund der
vervullen en geen olderman mee kiezen. Deze voorgenoemde bepalingen zal men houden op straffe van (wat is vastgelegd). In een overeenkomst van
weerheit so had dio sted van Leewerd thit breef bisighelat myt des steddis sighel, ende om marra festicheet so had
waarheid heeft de stad Leeuwarden deze oorkonde bezegeld met het stadszegel, en tot meerdere zekerheid heeft
her Jouka, ws persona to Aldahowe, ende her Johannes, decken, dyt breef meede bisighelat myt hiara sighelem vm
heer Joucka, onze pastoor te Oldehove, en heer Johannes, deken, deze oorkonde ook bezegeld met hun zegels op verzoek van
Aldahoustra beede willa, in da jere vses Herens als vorsc. is.
de Oldehoofsters, in het jaar onzes Heren als voorgenoemd is.
Kopie van charter uit 1435
In den nemma Goedes, amen. In da jere, daeme schriaw tusend fiouwerhundert ende XXXV, op sinte Agnietadey, warden foerenighet
In de naam Gods, amen. In het jaar toen men schreef duizendvierhonderd 35, op sint Agnetadag (21 jan.), werden verenigd
ende foergaedert dyoe sted fan Lyowert ende Peter Kammyngha, mit al dae hofstede toe Kamighabure ende syne kynden ende syne
en samengevoegd de stad Leeuwarden en Peter Cammingha, met het gehele huissteed te Camminghabuur en zijn kinderen en zijn
kyndes kynden, deer op der foers., hofstede wenheftich synt, mit dae ynra Hoeck ende Aesterpstera, mit al ducka byschede als hijrney
kleinkinderen, die op het voorgenoemde huissteed woonachtig zijn, en met die in de Hoek en de Oostterpsters, (en wel) onder zodanige bepalingen als hierna
scriouwen steet. In dat aerste, dat dy sted ende Peter mitter hofstede foers. mitter ynra Hoeck ende Aesterps(t)era schillet wessa onder een
beschreven staan. Ten eerste dat de stad en Peter met het voorgenoemde huissteed en met (die) in de Hoek en de Oostterpsters zullen vallen onder één
sted riucht ney inhald der stedwilkeren, dier nu sint jef dierma hier neymels om mara netticheit mettija mey. Dit schil durya
stadsgerecht conform de stadswillekeuren, zoals die nu zijn of (zoals) men die hierna tot meerder nut zou kunnen maken. Dit zal gelden
in dat ioeghe. Ende weert dat dyoe sted ende Peter ende syne kynden, als foers. is, enighe twidracht foel, dat schillet kanna dy
voor eeuwig. En als er tussen de stad en Peter en zijn kinderen als voorgenoemd enige tweedracht zou rijzen, (dan) zullen daarin (als scheidslieden) uitspraak doen de
personna tij dae Aldahowe ende dy personna tij dae Nyehouwe ende dy alderman der sted fan Lyowerd. Item, jef Peter ende syne kynden,
pastoor te Oldehove en de pastoor te Nijehove en de olderman der stad Leeuwarden. Item, als Peter en zijn kinderen
als foers. is, enigha secka toe foelen fan partije weyna, hyae dat om toe tyaene buta der sted schaede. In een weerheed dissis
als voorgenoemd in veten verwikkeld zouden raken die zouden voortkomen uit partijstrijd, dan zullen zij (zelf) instaan voor de kosten, zonder schade voor de stad. Tot een (getuigenis van de) waarheid van deze
breuis soe hab ick, Peter foers., foer my ende myne kynden dit brieff bisighelet. Ende om een mara festicheed soe habbet dy personna
oorkonde zo heb ik, voorgenoemde Peter, voor mij en mijn kinderen deze oorkonde bezegeld. En tot meerdere zekerheid zo hebben de pastoor
toe dae Aldahouwa ende dy persona toe dae Nyehouwe dit brieff mede bysigelet om mynes bedes willa, in dae jere vses Herens
te Oldehove en de pastoor te Nijehove deze oorkonde mede bezegeld op mijn verzoek, in het jaar onzes Heren als
als foers. is.
voorgenoemd is.
Sertifikaat fan attest 1497
Wy, broder Jacop Ridder, prior der Jacopinen in Liowert, her Peter, persinna to Nyahow, Eerka Sickis, aulderman, ende Willa Heentiema, schepna der
Wy, broer Jacop Ridder, prior fan de Jakobinen yn Ljouwert, hear Peter, pastoar te Nijehou, Eerka Sickis, âlderman, en Willa Heentiama, skepen fan de
sted Liowert, duaet kuith ende epenbeer mit disse epene breue, hoe dat int ieer ws Herens tusent fiowrhundert XCVII, vp den tredde dey in januario,
stêd Ljouwert, meitsje kundich en iepenbier mei dizze oarkonde dat yn it jier fan ús Hear tûzenfjouwerhûndert 97, op 'e tredde dei yn jannewaris,
ber Henric Franiker, cranck fan lichama, men sterck ende forstandich fan sinnen, hath ws, foerbinaemde prior, persinna, aulderman ende schepna
broer Henric Franiker, siik fan lichem, mar sterk (fan ferstân) en goed by sinnen, ús foarneamden, prior, pastoar, âlderman en skepen
in Liowrd, ontbaden ende laid to him toe commen om summinghe tinghen to forclarien ende der wird om en ewich memorie en orkenschip to
yn Ljouwert, untbean en oproppen hat om by him te kommen om guon dingen nei wierheid te ferklearjen, ta in ivich oantinken en om tsjûgenis ôf
duaen twiska der sted ende Peter Kamminga, als fan da schurtinghe ende twidracht, deer hia bituiska heden, wr acht of nioghen ieren,
te lizzen (oer wat der foarfallen is) tusken de stêd en Peter Cammingha, en wol oangeande it skeel en de ûnienichheid dy't der tusken harren west hat, acht of njoggen jier
foer sunte Jacopsjond, da dio sted deernei wonnen waerd, etc., ende hath ws forreckneth ende biorkneth, in craft des edes by God ende syn
lyn, (op 'e dei) foar sint Jabiks-jûn [23 july], wêrnei't de stêd ynnommen waard, etc., en (hy) hat ús út 'e doeken dien en betsjûge, by krêft fan syn eed by God en syn
ewighe salicheit, da wird, deer him deerfan kundich is, in maneren neiscriouen. Int aerst, als dy oprin ende twidracht tuiska da burgheren
ivige sillichheid, de wierheid dy't him dêrfan bekend is, (en wol) as folget. Foarst, doe't de oprin en ûnienichheid tusken de boargers
in Lyowrd bigonnen waes ende summighe weren jagghet vp Peter Kamminga huus, deer se Peter bischutte ende onthilde, so ist hluid ende gerufte
yn Ljouwert begûn wie en guont op Peter Cammingha syn hûs jage wiene, dêr’t Peter harren beskerming joech en in ferskûl bea, der fan praat en grute
commen op der streta ende int klaester to Jacopinen, ho dat Peter Kamminga in neden weer, in perikel ende anxta syns liues, hueerom da
waard op strjitte en yn it Jakobinekleaster dat Peter Cammingha yn need, perikel en libbensgefaar wie, om reden wêrfan’t
broren haestlic wtginsen sint ende ber Henric vp Kamminga huus mey commen is ende hat alting wrsioen, alsoe datter bifond nenerleya foer
de bruorren (fan it Jakobinekleaster) hastig en broer Henrick lyksa op Camminghahús kommen binne en (hy) hat alles mei eigen eagen sjoen, dêr't er by fêststelde dat der hielendal neat
sichticheit vpt huis to wessan, als to sucke duaen biheerde, want deer bieer noch braed waes, ende summighe broren mit kannen onder hiarra
regele wie op it hûs, lykas yn sa'n tastân wol wêze moatten hie, want der wie bier noch brea, en guon bruorren brochten bier yn kannen ûnder harren
mantelen bieer to Peters huus brochten, ende da deer vpt huus weren, foergaren supa, omtrent een tonna of oerhael, ende oers nen dranck
mantels yn Peter syn hûs, en dejingen dy't op it hûs wiene, fandelen sûpe byinoar, likernôch in tonne of oardeheal, en oars wie der gjin drank
vpt huus waes, ende dat braed waerd wr da mura ende wr dat steck worpen. Item, da bussen ende armbursten weren birustiget ende onbirat ende
yn 'e hûs, en der waard brea oer de muorre en oer it stek smiten. Item wiene de fjoerroeren [gewearen] en krúsbögen ferruste en net klear foar gebrûk en nei
dat bussekruit waerd wild socht ende wist ma naet hueert waes. Also dat ma hyr wt weerheflic ende sekerlic muchte merke ende bikanne, dat
it buskrût waard yn 't wylde wei socht en hja wisten net wêr't it wie. Dus kin men hjir nei wierheid en mei wissichheid út opmeitsje en (hjiroan) ûnderkenne dat
Peter Kamminghe nen vpset noch reed to disse twidracht jowen ende macketh hede ende nen foersichticheit vp deen hede. Als dan Peter in sucke
Peter Cammingha gjin foaropset plan hie en ta dizze ûnienichheid net oanset hie en dy (ek) net oankommen sjoen hie. Doe't Peter sa
hlest waes, so fregede ber Henric Peter, of hy aet tideth of wiste enich ontset, want da borgers seer strenglic aenghinghen. Da freghede Peter
yn 'e knipe siet, frege broer Henrick Peter oft er eat tidige of wist dat der ûntset ûnderweis wie, want it gie der tige oan wei mei de boargers. Doe frege Peter
ney syn moder ende als him bitiut waerd, dat hio int klaester laet waes, so seynt Peter ber Henric to Doede, syn moder, om to fregien, haet
nei syn mem en doe't him oantsjut waard dat se yn it kleaster laat wie, stjoerde Peter broer Henric nei Doede, syn mem, ta om te freegjen wat der
her gued tochte om ontset to kryen. Da seyde Doede mit scryende aghen, het weer quaed en oirloch to bighinnen en oen to nemmen.
nei har betinken dien wurde moast om ûntset te krijen. Doe sei Doede mei skriemende eagen dat it in minne boel wie om in oarloch te begjinnen en oan te nimmen
Hio rettet foert best, dat Peter schoulde sena, muchter aet sena. Als ber Henric dit boetschip hede brocht, da spreeck Peter Kamminge to da burgeren
Het leek haar het beste dat Peter een zoen [vredesverdrag] zou aangaan, (tenminste) als er nog iets te zoenen viel. Toen broeder Henric deze boodschap had overgebracht, toen sprak Peter Cammingha tot de burgers
ende meente, deer omt huus weren: "Y guede burgeren. Disse mannen, deer vp myn huus fleyn sint, da kan ic qualic wtwerpe, neidaem
en mientelju dy't om it hûs hinne wiene, ta: "Jimme goede boargers! Dizze manlju, dy't op myn hûs flechte binne, dy kin ik net bêst útwize, want
dat se aen my fleyn sint ende biyeriet fan mij bischirmt to wessen. Men want ic nu ter tijt mei bin en schepna fan Liowert, so wil ic ende ontheet
se binne nei my taflechte en begeare om troch my beskerme te wurden. Mar om't ik op dit pas ek skepen fan Ljouwert bin, bin ik ree en ûnthjit ik
da ienne, deer ienna forseka, vp den dey moern to lywerien foer den ghemene reed Liowert, hueer datmis mit riucht yn forwinna mey. Deer
om dejingen dy't jimme sykje, op 'e dei fan moarn (út) te leverjen oan de hiele ried fan Ljouwert, dêr't se fan rjochten [neffens de wet] skuldich ferklearre wurde kinne. Dêr
wi ic naet yn toienst wessa". Also dat deerney aerst waerd en bistand ende to lesta en soen macketh, dat Peter schoulde twiska twaem stil
sil ik net tsjin yngean". Mei as gefolch dat dêrnei earst in bestån en oplêsten in soen oangien waard, (dy’t ynhold) dat Peter neutraal bliuwe
sitta, weert datter fulck ende fynden foer da sted caem, als da dat hluid toging. Ende deernei Doede wtseynt hir ayn ring bi her Lolla silligher
soe wannear’t der fijanlik folk foar de stêd komme soe, lykas it praat gie. En dêrnei joech Doede har eigen ring mei oan hear Lolla silger
tochtnisse ende leet Wijtia sidza, hoe alting forliketh weer binna der sted, dattet fulck weer aeftiaen schoulde, etc. In en weerheit ende mara festicheit
oantinken en (dy) die Wyttia te witten dat se it mei-inoar iens wurden wiene yn de stêd, dat it folk moast no wer fuortgean, etc. Ta in (tsjúgenis fan de) wierheid en noch mear wissichheid fan
disse punten ende orkenschips forscr. so hath ber Henric, prester to Jacopinen forscr., ws allen ghemeenlic ende en ighelic biisunderling beden dit orkenschip to ont
dizze foarneamde útspraken en (dit) tsjûgenis hat foarneamde broer Henrick, preester by de Jakobinen, ús allegearre mei-inoar en elk apart fersocht om dit tsjûgenis oan te
faen ende to bisiglien om syn bede wille, ende wy, ber Jacop, prior, her Peter, Eerka, aulderman, ende Willa, schepna in Liowrd, habbet vse seglen hanghet
nimmen en te besigeljen op syn fersyk, en wy, broer Jacop, prior, hear Peter, Eerka, álderman, en Willa, skepen yn Ljouwert, hawwe ús sigels hongen
hyr benya aen dit breef om bede willa ber Henrics ende foerdsterkinghe der wird, int jeer ws Herens tusent fiowrhondert saun en tniogentich,
hjirûnder oan dizze oarkonde op broer Henric syn fersyk en (ta) fersterking fan de wierheid, yn it jier fan ús Hear tûzenfjouwerhûndertensáânennjoggentich,
op den fierda dey in januario.
op ‘e fjirde dei yn jannewaris.
Akte van Attestatie 1497
Wy, broder Jacop Ridder, prior der Jacopinen in Liowert, her Peter, persinna to Nyahow, Eerka Sickis, aulderman, ende Willa Heentiema, schepna der
Wij, broeder Jacop Ridder, prior der Jacobijnen in Leeuwarden, heer Peter, pastoor te Nijehove, Eerka Sickis, olderman, en Willa Heentiama, schepen der
sted Liowert, duaet kuith ende epenbeer mit disse epene breue, hoe dat int ieer ws Herens tusent fiowrhundert XCVII, vp den tredde dey in januario,
stad Leeuwarden, doen kond en (maken) openbaar met deze oorkonde dat in het jaar onzes Heren duizendvierhonderd 97, op de derde dag in januari,
ber Henric Franiker, cranck fan lichama, men sterck ende forstandich fan sinnen, hath ws, foerbinaemde prior, persinna, aulderman ende schepna
broeder Henric Franiker, ziek van lichaam, maar sterk (van verstand) en goed bij zinnen, ons voorgenoemden, prior, pastoor, olderman en schepen
in Liowrd, ontbaden ende laid to him toe commen om summinghe tinghen to forclarien ende der wird om en ewich memorie en orkenschip to
in Leeuwarden, heeft ontboden en opgeroepen om bij hem te komen om sommige dingen naar waarheid te verklaren, tot een eeuwige gedachtenis en om getuigenis af
duaen twiska der sted ende Peter Kamminga, als fan da schurtinghe ende twidracht, deer hia bituiska heden, wr acht of nioghen ieren,
te leggen (over wat er is voorgevallen) tussen de stad en Peter Cammingha, en wel betreffende de strijd en onenigheid die er tussen hen is geweest, acht of negen jaar
foer sunte Jacopsjond, da dio sted deernei wonnen waerd, etc., ende hath ws forreckneth ende biorkneth, in craft des edes by God ende syn
geleden, (op de dag) voor sint Jacobs-avond [23 juli], waarna de stad werd ingenomen, etc., en (hij) heeft ons uiteengezet en betuigd, krachtens zijn eed bij God en zijn
ewighe salicheit, da wird, deer him deerfan kundich is, in maneren neiscriouen. Int aerst, als dy oprin ende twidracht tuiska da burgheren
eeuwige zaligheid, de waarheid die hem daarvan bekend is, (en wel) als volgt. Ten eerste, toen de oploop en onenigheid tussen de burgers
in Lyowrd bigonnen waes ende summighe weren jagghet vp Peter Kamminga huus, deer se Peter bischutte ende onthilde, so ist hluid ende gerufte
in Leeuwarden begonnen was en sommigen op Peter Cammingha's huis waren gejaagd, waar Peter ze bescherming gaf en een schuilplaats bood, toen deed de mare en het gerucht
commen op der streta ende int klaester to Jacopinen, ho dat Peter Kamminga in neden weer, in perikel ende anxta syns liues, hueerom da
de ronde op straat en in het Jacobijnenklooster dat Peter Cammingha in nood, perikel en levensgevaar was, om welke reden
broren haestlic wtginsen sint ende ber Henric vp Kamminga huus mey commen is ende hat alting wrsioen, alsoe datter bifond nenerleya foer
de broeders (van het Jacobijnenklooster) in allerijl en broeder Henrick eveneens op Camminghahuis zijn gekomen en heeft (hij) alles met eigen ogen gezien, waarbij hij vaststelde dat er geen enkele
sichticheit vpt huis to wessan, als to sucke duaen biheerde, want deer bieer noch braed waes, ende summighe broren mit kannen onder hiarra
voorzorgsmaatregel was getroffen op het huis, zoals in zo'n toestand (het geval) had behoren (te zijn), want er was bier noch brood, en sommige broeders brachten bier in kannen onder hun
mantelen bieer to Peters huus brochten, ende da deer vpt huus weren, foergaren supa, omtrent een tonna of oerhael, ende oers nen dranck
mantels in Peter’s huis, en degenen die op het huis waren, zamelden karnemelk in, ongeveer een ton of anderhalf, en anders was er geen drank
vpt huus waes, ende dat braed waerd wr da mura ende wr dat steck worpen. Item, da bussen ende armbursten weren birustiget ende onbirat ende
in huis, en er werd brood over de muur en over de schutting geworpen. Item waren de vuurroeren [geweren] en kruisbogen verroest en niet gereed voor gebruik en naar
dat bussekruit waerd wild socht ende wist ma naet hueert waes. Also dat ma hyr wt weerheflic ende sekerlic muchte merke ende bikanne, dat
het buskruit werd in het wilde weg gezocht en men wist niet waar het was. Dus kon men naar waarheid en met zekerheid hieruit opmaken en (hieraan) onderkennen dat
Peter Kamminghe nen vpset noch reed to disse twidracht jowen ende macketh hede ende nen foersichticheit vp deen hede. Als dan Peter in sucke
Peter Cammingha geen vooropgezet plan had en niet de aanstichter was van deze onenigheid en deze (ook) niet had voorzien. Toen Peter zo
hlest waes, so fregede ber Henric Peter, of hy aet tideth of wiste enich ontset, want da borgers seer strenglic aenghinghen. Da freghede Peter
in het nauw zat, vroeg broeder Henrick Peter of hij ergens op rekende of wist dat er ontzet op komst was, want het ging zeer hard te keer met de burgers. Toen vroeg Peter
ney syn moder ende als him bitiut waerd, dat hio int klaester laet waes, so seynt Peter ber Henric to Doede, syn moder, om to fregien, haet
naar zijn moeder en toen hem duidelijk werd gemaakt dat zij naar het klooster geleid was, zond Peter broeder Henric naar Doede, zijn moeder, om te vragen wat er
her gued tochte om ontset to kryen. Da seyde Doede mit scryende aghen, het weer quaed en oirloch to bighinnen en oen to nemmen.
naar haar mening gedaan moest worden om ontzet te krijgen. Toen zei Doede met schreiende ogen dat het een slechte zaak was om een oorlog te beginnen en aan te vangen.
Hio rettet foert best, dat Peter schoulde sena, muchter aet sena. Als ber Henric dit boetschip hede brocht, da spreeck Peter Kamminge to da burgeren
Het leek haar het beste dat Peter een zoen [vredesverdrag] zou aangaan, (tenminste) als er nog iets te zoenen viel. Toen broeder Henric deze boodschap had overgebracht, toen sprak Peter Cammingha tot de burgers
ende meente, deer omt huus weren: "Y guede burgeren. Disse mannen, deer vp myn huus fleyn sint, da kan ic qualic wtwerpe, neidaem
en gemeente(lieden) die rond het huis waren: "Gij goede burgers! Deze mannen, die op mijn huis gevlucht zijn, die kan ik bezwaarlijk uitwijzen, want
dat se aen my fleyn sint ende biyeriet fan mij bischirmt to wessen. Men want ic nu ter tijt mei bin en schepna fan Liowert, so wil ic ende ontheet
zij zijn naar mij gevlucht en verlangen door mij beschermd te worden. Maar omdat ik momenteel ook schepen van Leeuwarden ben, ben ik bereid en beloof ik
da ienne, deer ienna forseka, vp den dey moern to lywerien foer den ghemene reed Liowert, hueer datmis mit riucht yn forwinna mey. Deer
om degenen die jullie zoeken, op de dag van morgen (uit) te leveren aan de gehele raad van Leeuwarden, waar men ze rechtens [volgens de wet] schuldig kan verklaren. Daar
wi ic naet yn toienst wessa". Also dat deerney aerst waerd en bistand ende to lesta en soen macketh, dat Peter schoulde twiska twaem stil
zal ik mij niet tegen keren". Met als gevolg dat daarna eerst een bestand en tenslotte een zoen werd gesloten, (die inhield) dat Peter neutraal blijven
sitta, weert datter fulck ende fynden foer da sted caem, als da dat hluid toging. Ende deernei Doede wtseynt hir ayn ring bi her Lolla silligher
zou, wanneer er vijandelijk volk voor de stad zou komen, zoals het gerucht ging. En daarna gaf Doede haar eigen ring mee aan heer Lolla zaliger
tochtnisse ende leet Wijtia sidza, hoe alting forliketh weer binna der sted, dattet fulck weer aeftiaen schoulde, etc. In en weerheit ende mara festicheit
gedachtenis en (deze) liet Wyttia weten dat alles tot een vergelijk was gebracht in de stad, zodat het volk weer weg moest gaan, etc. Tot een (getuigenis van de) waarheid en meerdere zekerheid van
disse punten ende orkenschips forscr. so hath ber Henric, prester to Jacopinen forscr., ws allen ghemeenlic ende en ighelic biisunderling beden dit orkenschip to ont
deze voorgenoemde uitspraken en (dit) getuigenis heeft voorgenoemde broeder Henric, priester bij de Jacobijnen, ons allen tezamen en ieder afzonderlijk verzocht dit getuigenis aan te
faen ende to bisiglien om syn bede wille, ende wy, ber Jacop, prior, her Peter, Eerka, aulderman, ende Willa, schepna in Liowrd, habbet vse seglen hanghet
nemen en te bezegelen op zijn verzoek, en wij, broeder Jacop, prior, heer Peter, Eerka, olderman, en Willa, schepen in Leeuwarden, hebben onze zegels gehangen
hyr benya aen dit breef om bede willa ber Henrics ende foerdsterkinghe der wird, int jeer ws Herens tusent fiowrhondert saun en tniogentich,
hieronder aan deze oorkonde op verzoek van broeder Henric en (tot) versterking van de waarheid, in het jaar onzes Heren duizendvierhonderdzevenennegentig,
op den fierda dey in januario.
op de vierde dag in januari.